Wiv-referendum: het ‘vreemde effect’ van de kiezersopkomst

Afbeelding van campagneposters voor de gemeenteraadsverkiezingen in Leiden en het Wiv-referendum

“If you are guided by opinion polls you are not practicing leadership – you are practicing followership,” zei de Britse premier Margaret Thatcher ooit over de invloed van opiniepeilingen op de politiek. Dat klinkt inspirerend, maar anno 2018 lijken media en politici niet meer te weten wat zij zonder opiniepeilingen moeten. Dankzij peilingen kunnen tv-zenders, kranten en tijdschriften vat krijgen op de veranderende opvattingen van kiezers en hier hun berichtgeving op aanpassen. Dankzij de accurate exitpolls op de uitslagenavond kon de NOS op 21 maart een avondvullend programma maken over de gemeenteraadsverkiezingen.

Toch, wie de peilingen voor het referendum over de nieuwe Wet op inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv-referendum) volgde, zal op de uitslagenavond verbaasd hebben opgekeken. Hoe kwam het dat peilers de overwinning van het nee-kamp niet hebben zien aankomen? En hebben voorstanders van de Wiv in de Tweede Kamer zich te weinig met het publieke debat bemoeid en hielden zij zich ‘strategisch stil’ omdat zij vertrouwden op de trend in de peilingen?

Opkomstdrempel

Eerst even terug naar de vraag waarom voorspellingen over de opkomstcijfers relevant kunnen zijn. Bij het raadgevende referendum hoeft de regering een wetsvoorstel alleen te heroverwegen indien de meeste kiezers ’tegen’ hebben gestemd bij een opkomst van minimaal 30 procent. Dit plaatst principiële tegenstanders van het referendum voor een dilemma. Zij kunnen uit strategische overwegingen thuis blijven in de hoop de uitslag ongeldig te maken. Uit onderzoek van Ipsos bleek dat in 2016 om deze reden zo’n 16 procent van de thuisblijvers niet zou hebben gestemd bij het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne.

Aangezien op 21 maart het referendum gelijktijdig werd gehouden met de gemeenteraadsverkiezingen lag het in de lijn van verwachting dat de opkomstdrempel makkelijk zou worden gehaald. Zelfs voor een blog met een ongezonde fixatie op niet-stemmers, waren de voorspellingen over de opkomst bij het Wiv-referendum eigenlijk niet interessant. Toch kozen opiniepeilers ervoor enkele cijfers met indicaties over de opkomst te publiceren.

Tabel 1: voorspellingen opkomst

Wiv-referendum Raadsverkiezingen 2018
Kantar Public 25 procent (peiling 28 januari)

33 procent (peiling 4 maart)

42 procent van de kiezers gaat zéker wel stemmen (peiling 19 maart)

Tussen de 50 en 56 procent (peiling 19 maart)
I&O Research Tussen de 36 en 40 procent (peiling 14 maart) Tussen de 47 en 51 procent (peiling 14 maart)
Peil.nl (Maurice de Hond) Rond de 40 procent (peiling 19 maart) 52 procent: ‘lager dan 2014’ (peiling 19 maart)
Definitieve opkomst 51,5 procent (Kiesraad) 55 procent

Tegelijkertijd betoogden peilers dat het een uitgemaakte zaak was welk kamp het referendum ging winnen.

  • Katar Public (20 maart): “Het ja-kamp heeft afgetekend de beste papieren – ten opzichte van twee weken geleden is het gat met het nee-kamp alleen maar gegroeid. Opvallend is dat de strijd in de perceptie van de mensen echter nog niet is gelopen.”
  • I&O Research (14 maart): “Als we de groep ‘weet niet’ buiten beschouwing laten, dan is de verhouding tussen voor- en tegenstanders 63 om 37 procent.”
  • Peil.nl (19 maart): “Zoals het er nu naar uitziet zal een meerderheid voor stemmen. Dat percentage ligt nu rond de 55%. Maar het zou kunnen zijn dat via een eindsprint van de tegencampagne dat percentage niet ver van de 50% komt af te liggen.”

Bandbreedte

Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat peilers moeite hadden om de opkomst bij het Wiv-referendum te voorspellen. In principe is dat niets nieuws. Laurens Klein Kranenburg (onderzoeker bij I&O Research) erkent dat op basis van steekproeven altijd moeilijk is om voorspellingen te doen over de opkomst: “Daarom zijn we altijd voorzichtig met het geven van een opkomstindicatie. We geven dan ook geen exact cijfer, maar een bandbreedte (36%-40%).” Daarbij telt I&O Research alleen hoeveel respondenten aangeven ‘zeker wel’ te gaan stemmen, naar eigen zeggen ‘omdat dit doorgaans de beste indicatie van gedrag is’. Respondenten die zeggen ‘waarschijnlijk wel’ te gaan stemmen neemt I&O Research niet mee bij de opkomstindicatie.

Klein Kranenburg vermoedt dat de gemeenteraadsverkiezingen een extra boost hebben gegeven aan de opkomst voor het referendum. “Dit is nog niet eerder in Nederland voorgekomen. Daardoor konden wij ook niet beschikken over ervaringscijfers voor deze specifieke situatie.”

Tim de Beer (onderzoeker bij Kantar Public) erkent dat ook voor hem de uitkomst van het referendum als een ‘daverende verrassing’ kwam. Via een nameting probeert hij te achterhalen hoe dit precies valt te klaren: “We hebben hierin gevraagd of het schandaal van Facebook/Cambridge Analytica een rol heeft gespeeld bij de overwegingen van de kiezer voor het referendum. Dat was volgens de respondenten maar in beperkte mate het geval. Interessant wordt het als we de mensen naast elkaar leggen die zowel aan onze laatste peiling als aan de nameting hebben deelgenomen. Tweederde van de aanvankelijke voorstemmers heeft daadwerkelijk voor gestemd, 14 procent stemde alsnog tegen. Bij de tegenstemmers hield 80 procent woord en switchte 3 procent naar voor. Als we kijken naar mensen die aanvankelijk zeiden niet te gaan stemmen zien we een nog groter verschil. 18 procent heeft alsnog tegen gestemd, 5 procent voor. Kortom: het tegenkamp was standvastiger én heeft op het laatste moment nog flink wat niet-stemmers van mening doen veranderen.”

De Beer nuanceert dat de genoemde 42 procent van Kantar Public geen opkomstprognose was en  alleen aangaf hoeveel procent van de kiezers ‘zeker wel’ zou gaan stemmen. “We hebben bij het referendum expliciet geen opkomstprognose willen geven. We waren er ons van bewust dat in de grote meerderheid van de gemeenten de gelijktijdige referendumraadpleging een andere dynamiek op gang zou brengen.”

Vertekenend beeld referendumuitslag

In gemeenten waar op 21 maart alleen het Wiv-referendum plaatsvond lag de opkomst fors lager dan in de gemeenten waar kiezers ook konden stemmen voor de gemeenteraad. Volgens opiniepeiler Maurice de Hond zorgen de verschillen in de opkomst voor een vertekenend beeld van de referendumuitslag. “Kiezers die tegen wilden stemmen bij het referendum waren gemotiveerder dan de voorstemmers,” stelt hij op zijn website. Dit effect hadden hij en andere opiniepeilers vooraf niet voorzien in hun onderzoek. Het blijft daardoor onduidelijk of de meerderheid van de bevolking écht tegen is of dat de meeste voorstanders thuis zijn gebleven.

Wat De Hond betreft laat dit zien hoezeer het raadplegend referendum niet goed functioneert. Hij schetst een alternatieve opzet voor het referendum. Deze heeft als voordeel dat ‘de opkomst geen vreemd effect heeft op de uitslag en er ook geen effect is op de uitslag van andere verkiezingen als ze wel gelijk worden gehouden.’

Uiteraard roept een opiniepeiler die regelmatig bij populaire tv-programma’s aanschuift de dag na de verkiezingen dat de opkomst een ‘vreemd effect’ had op de uitslag. Als je het huis uit gaat zonder paraplu en je een uur later doorweekt terugkomt, zeg je ook dat er plotseling een ‘vreemde wolk’ boven je hing. Maar wat De Hond eigenlijk zegt snijdt hout. Precies dit ‘vreemde effect’ laat zien dat peilers – waaronder De Hond zelf – de opkomst voor het referendum vooraf onderschatten. Doordat opinieonderzoek moeilijk een beeld kon geven wie er (uit strategische overwegingen of als gevolg van de gemeenteraadsverkiezingen) ging stemmen bleken peilers ook de omvang van het nee-kamp te hebben miskend.

Verkeken kans

Met de naderende afschaffing van het raadplegend referendum voorkomt de Tweede Kamer eigenhandig dat de kiezersopkomst in de toekomst nog een ‘vreemd effect’ kan hebben op een referendumuitslag. Toch is het interessant na te gaan of de voorstanders van de Wiv een andere campagne  hadden willen voeren. “Om campagnetechnische redenen besloot het kabinet de politici tot een paar dagen voor het referendum op stal te houden. De regering hield zich schuil voor het volk,” stelde Bob de Graaf, hoogleraar intelligence and security studies aan de Universiteit Utrecht, in De Groene Amsterdammer. Het referendum was een uitgelezen kans voor het kabinet om uitleg te geven over de Wiv en te proberen een brede democratische legitimering binnen te slepen. Die kans heeft Rutte III laten lopen.

Stel dat de peilingen een evenwichtiger beeld hadden gegeven van de verhouding tussen de voor- en tegenstanders, wat zou dit hebben betekend voor de inzet van de regering in de campagne? Misschien stimuleerde dit meer partijen uit de Tweede Kamer om zich met het debat over de Wiv te bemoeien. Of zouden D66, VVD en de ChristenUnie in navolging van CDA-fractieleider Buma juist hebben uitgesproken dat zij het Wiv-referendum ‘niet als echt beschouwden’?

Lees ook: Buma en het referendum ‘dat we niet als echt beschouwen’

Foto: campagneposter voor de gemeenteraadsverkiezingen in Leiden en het Wiv-referendum (copyright Ralf de Jong)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.